“Heel diep in mijn hart zou ik graag weer een maatje hebben, een arm om me heen, maar ik durf niet. Ik vertrouw niemand. Altijd zal de achterdocht blijven. Als ik een gelukkig stel zie, geloof ik het gewoon niet.” Wie Liseths verhaal over haar huwelijk hoort, begrijpt dat ze dit zegt. Ze werd geslagen, gebeten, aan de haren getrokken en gekleineerd door haar man.
“Menno en ik kregen verkering toen ik 23 was. We gingen meestal samen weg, zonder andere vrienden, en bespraken veel met elkaar. Hij had soms, heel onverwachts, boze buien. Ik was verliefd en schonk er niet veel aandacht aan. Na ruim een jaar verwachtten we een kindje en trouwden we.
Agressiever
We hadden het goed samen, maar er waren altijd wel wrijvingen. Menno was bijvoorbeeld teleurgesteld over onze huwelijksnacht. Maar ik was net zwanger en versleten na zo’n hele dag. Met tussenpozen was er zo steeds iets waarover hij zich boos maakte. ‘s Avonds moest ik dan maar op de bank slapen. Die tussenpozen werden echter steeds korter en Menno werd steeds agressiever.
“Vaak had hij zijn buien ’s nachts. Waarom? Omdat ik in zijn ogen iets verkeerd gedaan of gezegd had. Dat kon van alles zijn, soms hele kleine dingen. Of als hij gedronken had. Dan wist ik dat het een lange nacht zou worden. Ik was heel blij toen we buitenaf gingen wonen. Maar het verergerde het geweld. Menno kon tekeergaan wat hij wilde, maar er waren toch geen buren die aan de bel trokken. Behalve de kinderen hoorde niemand hem."
Eerste klap
"Menno trapte me in die tijd regelmatig het bed uit, maar de eerste klap die ik kreeg, vergeet ik nooit meer. Ik weet precies welke dag het was en waar we stonden. Na die klap ben ik een halve week doof geweest aan één kant. Van schrik ben ik gaan fietsen, urenlang. Uit zelfbescherming heb ik Menno later gezegd dat ik alles wat hij deed bij de huisarts meldde en de verwondingen liet zien. Daarom bedacht hij andere, minder zichtbare manieren om me pijn te doen. Soms had ik de volgende ochtend zo’n pijn dat ik die plekken niet kon aanraken.
Voor de buitenwereld moest alles normaal lijken. Hij wilde dat we gezien werden als een gelukkig stel. Regelmatig gingen we op vakantie, maar juist die dagen waren voor mij een drama. Menno wilde dat het leek of ik alle ruimte kreeg. Elke week ging ik een avond naar een creatieve club. Toen ik naar mijn auto liep om naar een clubavond te gaan, bekogelde hij me met harde voorwerpen. Hij was jaloers op alles wat ik deed en wat mijn aandacht opeiste."
Vernedering
Het lichamelijke geweld was erg, maar de geestelijke vernedering was erger. Dagelijks kreeg ik opmerking over mijn lelijke, ouwelijke lichaam. Hij vertelde me dat ik er niet uitzag, niks was, niks kon, nooit iets zinnigs deed. Mensen vragen wel eens waarom ik niet eerder weggegaan ben, maar Menno had altijd zijn praatje klaar en manipuleerde me zo dat ik toch bleef. Bovendien peperde hij me in dat er niemand zou zijn die achter me stond en dat niemand me zou geloven. Waar zou ik heen moeten met een groot gezin? Menno dreigde: “Van mij krijg je geen cent, alleen maar schulden. Ik zal je tergen tot je dood toe.”
Ik heb nooit met iemand gedeeld hoe Menno mij behandelde. Mijn ouders hadden wel in de gaten dat er iets was. Mijn zus heeft ook doorzien dat ik mezelf niet was, maar ik had een pantser opgebouwd. Niemand mocht het weten, want ik hield ontzettend veel van hem. ‘Morgen wordt het beter’ was mijn hoop. Ik wilde niet dat iemand dan vervelend over hem zou denken. Ik wilde dat het dan weer helemaal goed zou zijn. Maar het werd niet beter, alleen maar erger en extremer. Op een dag heeft Menno mij het huis uit gezet. Hij verwachtte dat ik terug zou komen, maar ik wist: nu is het genoeg…”
Om privacyredenen is het verhaal geanonimiseerd.