Erika (19) kreeg hulp van De Vluchtheuvel
“Twee weken geleden dacht ik dat ik hier voorlopig niet meer zou komen,” zegt Erika als ze de gesprekskamer van De Vluchtheuvel binnenstapt. Ze rondde toen de gesprekken met haar psycholoog af. Om andere jongeren over de drempel van de hulpverlening te helpen, is ze bereid haar verhaal nog eens te doen. “Vier jaar lang kwam ik hier regelmatig voor een gesprek. Van mijn 15e tot mijn 19e.”
Erika heeft een stevige thuisbasis. Ze groeit op in een meidengezin. In het dorp is de school, heeft ze haar vriendinnen en gaat het gezin naar de kerk. Haar jeugd is rustig verlopen. "Ik was een vrolijk, maar ook gevoelig kind.” Vanaf haar 10e levensjaar veranderen er opeens veel dingen. “Ik kwam al vroeg in de puberteit. Ik werd in groep 7 al ongesteld. Er kwam een kloof tussen mij en mijn klasgenootjes. Zij wilden nog buiten spelen, terwijl ik me al ging interesseren voor andere dingen. Ik miste de aansluiting met anderen.” Ondanks dat ze vriendinnen heeft, voelt Erika zich in die tijd vaak eenzaam en onbegrepen. Het maakt haar somber en verdrietig.
Aansluiting
“In de vijf jaar daarna zijn er een heleboel dingen gebeurd, die hebben bijgedragen aan het ontstaan van mijn depressie. Mijn vader kreeg een depressie, met als gevolg dat we van kerk veranderden. Dat was heel ingrijpend.” Daar komt het overlijden van drie belangrijke mensen uit Erika’s omgeving bij, er gaan vriendschappen kapot, haar vader krijgt kanker en Erika zakt voor haar examen. “Alles bij elkaar was het voor mij als hooggevoelig, denkend en perfectionistisch meisje teveel. Ik kon niet goed omgaan met het verdriet, de woede, angst en pijn rond deze gebeurtenissen. In mijn beleving stond ik er in die tijd alleen voor. Ik heb altijd het gevoel gehad dat het allemaal mijn schuld was. Dat is niet zo bevorderlijk voor je zelfbeeld en het maakt je nog somberder.”
“Op mijn 15e zat ik echt op een dieptepunt. Ik heb altijd gehoopt dat het over zou gaan. Tot ik me zó hopeloos voelde, alles was zó uitzichtloos. Ik zag het niet meer zitten, het hoefde voor mij allemaal niet meer, het liefst ging ik dood. Hier schrok ik zo van. Ik dacht: als ik nu geen hulp zoek, doe ik mezelf iets aan. En dat wilde ik eigenlijk ook niet.” Erika vertelt het tegen haar ouders en belt naar De Vluchtheuvel.
Ruimte
Na een intakegesprek komt Erika eerst om de week, later één keer per maand, bij de psycholoog. “Ik vond bij De Vluchtheuvel een luisterend oor. Ik kon alles zeggen, zonder bang te zijn om iemand te kwetsen of teleur te stellen. Bij De Vluchtheuvel was er weer ruimte om te praten en om bij mijn gevoelens komen. Ik moest daarvoor zelf ook actief aan de slag. In het begin moest ik vijf keer per dag mijn gevoel en mijn bezigheden opschrijven en daar een cijfer aan geven. Daardoor leerde ik zien wat ik moeilijk vond en wanneer ik het meeste last had van somberheid. Door je hiervan bewust te worden, kun je er ook iets aan doen.”
Ook haar ouders werden bij de hulp aan Erika betrokken. Ze voerden gesprekken met een maatschappelijk werker van De Vluchtheuvel, maar er waren ook gesprekken tussen Erika, haar ouders, de maatschappelijk werker en Erika’s psycholoog. “Er waren in die tijd veel conflicten. We praatten niet meer echt met elkaar. In deze gesprekken lukte dat wel weer. Ik kon mijn ouders vertellen wat ik moeilijk vond thuis. De aanwezigheid van de psycholoog gaf mij het gevoel niet alleen als puber tegenover volwassenen te staan.”
Terugkijkend zegt Erika: “Het is mijn eigen proces geweest en ik maakte zelf keuzes, maar het op de achtergrond meedenken en coachen door de psycholoog had ik op dat moment nodig. Nu kan ik weer naar de toekomst kijken. Ik ben aan een opleiding begonnen. Ik weet nu wat ik nodig heb om de stijgende lijn vast te houden.”
Erika heet in werkelijkheid anders.