- Home
- Zorg voor jonge kinderen in rouw
Zorg voor jonge kinderen in rouw
In de Bijbel lezen we over de bijzondere zorg en bescherming van de Heere voor de wezen. Bijvoorbeeld in Psalm 68 waar Hij wordt omschreven als een ‘Vader der wezen’. Naast Zijn persoonlijke betrokkenheid lezen we veelvuldig dat het volk van God wordt opgedragen zorg te dragen voor deze kwetsbare groep, zoals in Jakobus 1: 27. Nog steeds geldt dat het verlies van een ouder, maar ook van een broer of zus, grote impact heeft op het verdere leven van een kind. Als geheel van de gemeente hebben we de opdracht en verantwoordelijkheid om naar deze groep om te zien.
Kinderen rouwen anders dan volwassenen. Het ene moment zijn ze verdrietig en daarna kunnen ze weer in hun spel opgaan. De omgeving vraagt zich dan vaak af of kinderen wel rouwen. Maar dat doen ze wel degelijk. Jonge kinderen kunnen niet altijd woorden geven aan hun verdriet, maar vaak merk je aan hun gedrag dat ze rouwen. Een ander verschil met volwassenen is dat kinderen nog midden in hun ontwikkeling zitten. Vaak komt men er pas op oudere leeftijd achter wat het verlies echt met hen heeft gedaan. Dat kan verdriet en gemis geven. Soms ook veel vragen. We noemen dat uitgestelde rouw.
In de kerkelijke gemeente gaat de aandacht vaak uit naar de overgebleven ouder(s). Dat is begrijpelijk. Maar tegelijkertijd is het binnen een jong gezin vaak moeilijk het verdriet met elkaar te delen. De kinderen in het gezin hebben ook verdriet en kunnen zich daarin eenzaam voelen. Daarom willen we graag een aantal aandachtspunten meegeven voor het pastoraat, familieleden en de kerkelijke gemeente, om zo de rouwende kinderen niet te vergeten:
- Zie elk van de kinderen in het gezin als een individu en geef dit praktisch invulling; schrijf voor ieder kind een aparte kaart, noem ze bij naam en spreek ze ook persoonlijk aan. Elk kind rouwt namelijk op zijn eigen manier, afhankelijk van leeftijd, karakter en plek in het gezin. Geef het kind ruimte om op zijn eigen manier te rouwen.
- Het kind kan erg eenzaam zijn omdat de ouder(s) op kunnen gaan in hun eigen verdriet of het kind zijn ouders niet wil belasten met zijn eigen verdriet. Het is belangrijk dat er dan iemand is waarmee het kind een band op kan bouwen en waar het zich veilig voelt. Dan kan een oom of tante zijn, een buurvrouw, een ouderling of een gezin uit de kerkelijke gemeente. Wees daarin trouw, ook als het kind niet praat over het verlies. Als er een band ontstaan is, dan zal het kind zijn vertrouwen geven.
- Geef het kind de vrijheid om zijn verhaal te delen of om het juist niet te delen. Forceer niets en geef ook geen overdaad aan medelijden.
- Haal met het kind herinneringen op aan de persoon die overleden is. Praat erover. Het niet benoemen kan worden ervaren als een negeren van de situatie.
- Als kerkelijke gemeente is het belangrijk om praktische hulp te bieden. Heb daarbij ook oog voor mogelijke financiële zorgen.
- Het vraagt, ook vanuit het pastoraat, moed om met kinderen en jongeren te spreken over hun verlieservaringen. Neem zo nodig het initiatief omdat nabestaanden zich bezwaard kunnen voelen dit onderwerp zelf ter sprake te brengen. Stem het eventueel af met de ouder(s).
Als laatste willen we u het volgende meegeven. Een gezin kan voor het oog sterk lijken. Je denkt dan: ze komen er wel doorheen. Maar trouwe (pastorale) zorg en aandacht blijft ook dan belangrijk. Zelfs na meerdere decennia heeft een verlies op jonge leeftijd nog impact op de, dan inmiddels volwassen, persoon. Blijf geïnteresseerd en vraag naar de invloed van het verlies op het (geloofs)leven en hoe men omgegaan is met (geloofs)vragen. En ook hoe men de zorg binnen de gemeente ervaart.
Wat is het vooral een troost dat de Heere het rouwende kind ziet. Dat mag met het kind besproken worden. Dat de Heere hem ziet en wil troosten, meer dan een moeder (of vader) troosten kan. Bid daarom met en voor het kind.
- Jan Noorland (verloor zelf op jonge leeftijd zijn vader)
- Joke Zwerus (maatschappelijk werker)
- Het artikel heeft gestaan in de Saambinder